Zestien jaar reed hij mee in het profpeloton: Paul Martens van Jumbo-Visma hing op 37-jarige leeftijd zijn fiets aan de wilgen na de Giro d’Italia. In de Leiderstrui ging uitgebreid in gesprek met de inmiddels halve Nederlander. In deel twee van de twee: hoe gaat het nu verder?
In deel één bespraken we voornamelijk de loopbaan van Martens, die opgroeide in dezelfde plaats als Jan Ullrich en uiteindelijk naam maakte via T-Mobile, Skil-Shimano, Rabobank en uiteindelijk Jumbo-Visma. Martens legde uit hoe hij uitgroeide van tijdrijder tot puncher tot meesterknecht van vele zeges van Primoz Roglic en Wout van Aert. In deel twee gaan we verder in op zijn huidige werkzaamheden.
Lees ook
Hoe bevalt het wielrenner-af zijn?
‘Het moeten trainen heb ik nog geen dag gemist. Het is wel zo dat ik altijd voor mezelf heb getraind. Ook op een dag met regen wind trainde ik vanuit eigen overtuiging. Weet je, eigenlijk is wielrenner zijn heel makkelijk: je hebt een duidelijke opdracht voor de dag. Die structuur mis ik soms wel een beetje.’
Je bent nu inmiddels bijna een half jaar officieel gestopt met wielrennen. Hoe is het contact met de mensen van Jumbo-Visma?
‘Zelf heb ik het nog niet helemaal afgesloten, ik voel me nog steeds onderdeel van die ploeg en dat is ook alleen maar positief. Ik heb nog contact met de jongens en zal van nature advies geven, maar tegenwoordig is iedereen, ook ikzelf, altijd druk met van alles en nog wat.'
Binnenkort ben je echter onderdeel van een andere ploeg: Metec. Daar ga je als coach aan de slag met enkele mooie talenten, waaronder Tibor del Grosso en ex-Jumbo-Visma Development-renners Hidde van Veenendaal en Axel van der Tuuk.
‘Ja, daar kijk ik heel erg naar uit. Ik wil iedereen daar helpen om een stap voorwaarts te zetten, of ze nu eerste- of derdejaars zijn. Eerst zal ik iedereen moeten leren kennen en inschatten hoe ze komend jaar in willen gaan, maar ik kan niet wachten om eraan te beginnen.’
Hoe zou je Paul Martens als coach omschrijven?
‘Pfoe, dat is moeilijk om compact te omschrijven. Ik denk als iemand die altijd tijd neemt voor de renners en het verhaal rondom een persoon wil kennen. Iemand die niet alleen voor de sporter gaat, maar voor het geheel. Hoe zit het bijvoorbeeld met familie, vrienden, het hele plaatje zo ongeveer.’
Zelf heb je gedurende je lange loopbaan natuurlijk flink wat lessen ondergaan. Probeer je op basis van je eigen ervaringen die jongens ook advies te geven?’
‘Nee, ik denk dat ik ga proberen, en dan moet ik echt zeggen proberen, om de jongens enkel te adviseren als ze daarnaar vragen. Ik wil ze bijstaan als Paul Martens de coach en niet als Paul Martens de ex-renner, daarin moet ik onderscheid maken. Tibor del Grosso gaat niet de weg van Paul Martens volgen en andere renners ook niet. Het is juist de kunst om er per renner achter te komen hoe die het wil gaan aanpakken, en niet hoe ik het zestien jaar heb gedaan voor te schrijven.’
Jij hebt natuurlijk zelf ook heel wat ploegleiders meegemaakt gedurende je loopbaan. Zijn er coaches waar je tegen opkijkt?
‘Qua werkethos vind ik Grischa Niermann echt een voorbeeld, dat is ongelofelijk. Dat gaat bijna zover, dat ik denk ‘hoe kan dat?’ Ik heb er ontzettend veel respect voor hoe hij alles structureert, voorbereidt en gewapend is voor elke situatie op elke dag. En dan doet hij dat ook nog op een leuke manier voor mensen om hem heen, hij gaat er zelf niet aan kapot. Hem vind ik dus wel een voorbeeld, maar ik kan niet vertalen hoe ik dat voor mijzelf zou moeten invullen.’
Want dan gaat er zo te horen veel tijd inzitten.
‘Ja, als ik ernaar kijk hoe ik het afgelopen jaar Jan Maas heb begeleid, dat kan ik niet met tien renners doen. Dan hou je eigenlijk geen tijd meer over. Die renners trainen allemaal, daardoor zijn de uren waarop je kunt bellen vrij beperkt op een dag, maar net in die uren zijn ook mijn kinderen thuis. Zou ik uitgebreid met iedereen aan de slag willen, dan ben ik alsnog van 14.00 uur tot 22.00 uur bezig iedere dag. Dan zou ik minder met de kids omgaan dan toen ik renner was. Met Jan voelde dat heel goed, maar de vraag is hoe je dat toepast op meerdere renners.’
Over Maas gesproken: zie je het als een beloning voor jezelf dat hij een mooie transfer heeft gemaakt naar BikeExchange?
‘Uiteindelijk heeft hij dat zelf gedaan. Het had net zo goed kunnen zijn dat hij komend jaar geen renner meer was geweest. De stappen die hij heeft ondernomen om dat contract te versieren en de manier waarop hij zichzelf heeft ontwikkeld als mens, die maken me een trotse coach.’
Wat verwacht je van hem in de WorldTour?
‘In mijn ogen heeft Jan een grote motor. Dus juist op het huidige WorldTour-niveau, waarin er de hele tijd hard wordt gereden, zal hij wel tot zijn recht komen. Als hij de weg volgt die hij de afgelopen jaren ingeslagen heeft, dan is er zeker de kans dat hij nog jaren in de WorldTour rijdt.’
Komt hij met die grote motor dan beter tot recht als brommer voor pakweg Michael Matthews/Simon Yates of als ontsnappingskoning?
‘Je hebt heel flexibele renners die makkelijk kunnen schakelen en je hebt planners. Voor die laatste groep is het moeilijk om één dag knecht te zijn de andere dag als vrijbuiter te gaan rijden. Jan heeft in die zin meer baat bij structuur, maar ook als hij nog jaren een gewaardeerde knecht is op WorldTour-niveau, is dat een groot succes. Echt goede knechten zijn er niet zoveel, daar mogen ze zelf best vaker trots op zijn.’
En wat wordt jouw rol daarin, nu Jan naar BikeExchange trekt?
‘Ze hebben, net zoals elke WorldTour-ploeg, interne coaches. Dat is ook de structuur zoals die is voorgeschreven door de UCI. Er is nu geen officiële samenwerking meer, maar de deur naar mij toe staat altijd open voor hem. We hebben een week geleden nog samen gefietst op de Veluwe, dus dat contact is er nog zeker.’
Ook zag ik dat je – naast je rol als coach – Ridemeister bent, een nieuw platform van Bram Tankink. Hoe bevalt dat?
‘Goed, maar voorlopig ben ik dat – mede door het weer – vooral op papier. Door het opzetten van mijn eigen bedrijf en website, mijn rol bij Metec en een bikefitting-cursus staat dat nu op een lager pitje. Richting het voorjaar gaan er vast dingen komen en dan zie ik wel of er animo voor is. Het is een heel leuk concept.'
Druk genoeg dus, als ik dat allemaal zo hoor.
‘Vooral druk in mijn hoofd nu. Het zijn veel dingen die nog structuur moeten krijgen. Als alles goed gepland is, dan blijft er wel tijd over. Maar dat moet nog blijken.’
Wel genoeg tijd voor de kids dan, dat moet toch één van de voordelen zijn van het niet-prof zijn?
‘Haha, ik kan me nu niet meer verschuilen achter ‘papa is moe van de training’ als ik mee op de trampoline moet! De kinderen merken nu ook dat ik veel meer tijd en energie voor ze heb en daar maken ze gretig gebruik van.’
Tom van der Salm (Twitter: @TomvanderSalm) | e-mail: t.vandersalm@indeleiderstrui.nl)
Plaats reactie
0 reacties
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties