Oud-verslaggever Mart Smeets beschrijft in zijn recente column voor De Muur de douches die in de jaren ‘50 en ‘60 na Parijs-Roubaix voor de renners klaarstonden om het stof en zweet af te spoelen. Smeets ziet de renners, nu het gemis van het koersen en de reflectie steeds groter wordt, toch als helden en niet meer louter als sportmensen.
‘Of het iets gênants had daar met een cameraploeg te staan? Neen', zo stelt Smeets. Sommige renners knikten hem gedag, Nederlandse renners groetten hem bij naam en vertelden wat ze die dag meegemaakt hadden. ‘En wij maakten de beelden die we dachten nodig te hebben. De stilzwijgende afspraak daar was me binnen drie seconden duidelijk: geen schaam-shots, geen piemels, geen ballen, een blote kont vanaf de zijkant getoond, kon nog net.'
'Ik weet nog hoe fraai de beelden waren', vervolgt hij. 'Die zwarte koppen boven die blanke torsen, de beteerde, vuile benen en de schone voeten. De piemels die maatje vingerhoed waren geworden, de mannen met schaafwonden op dij en heup, de verwilderde blikken van de volgende binnenkomers die luid vloekend onder de stralen gingen staan. De Italiaan die langs liep en een ferme knetterscheet liet en meteen ‘Mi scusi’ zei en het ook meende.'
Het was volgens Smeets een setting die bijna heilig genoemd mocht worden. ‘Er hing stoom boven de hokken, je hoorde mannen kletterend plassen en zelfs lachen. 'Tot zaterdag', zei een mij bekende Nederlandse renner die zijn torsje stond af te drogen. 'Moet je rijden of wil je rijden?’ vroeg ik. Hij lachte terug: 'Zevenhonderd keer afremmen en zevenhonderd en één keer aanzetten, denk je dat dat leuk is? Ik haat de Amstel.' Hij droogde, recht voor me, zijn pielemuis flink af en zei: ‘Die is ook een paar dagen op rust.’ De NOS-cameraman draaide niet, zoals het hoorde’. (Foto: screenshot).
Plaats reactie
0 reacties
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties