Matteo Trentin heeft flink wat stof doen opwaaien met zijn uitspraken afgelopen week. De Italiaan stelde in La Gazzetta dello Sport dat het treurig gesteld is met het wielrennen in zijn thuisland. Het moest anders, zo liet hij weten, met als klinkend voorbeeld de Nederlandse opleiding met vaandeldrager Mathieu van der Poel. Maar is het eigenlijk wel zo erg gesteld met het Italiaanse wielrennen? In de Leiderstrui zocht het uit.
Op basis van verschillende zaken proberen we te achterhalen hoe het Italiaanse wielrennen erbij ligt. Daarvoor pakken we de resultaten in wielerjaar 2019 erbij. Die vergelijken we niet alleen met andere landen in 2019, maar ook met de Italiaanse resultaten in de afgelopen 20 jaar. Zo kunnen we zien of de koers in Italië daadwerkelijk tekenen van verval vertoont. Ook kijken we naar de door Trentin geboden oplossing van multidisciplinariteit: is dat dan de heilige graal?
Italië, de eeuwige tweede in het wielrennen
We nemen direct de landenrankingen van het afgelopen wielerjaar erbij. Italië bezet zowel op de UCI-, PCS- én CQ-ranking de tweede plek in de rangschiking. Niet slecht, zou je zeggen. Alleen de Belgen lijken op basis van deze lijsten een beter jaar achter de rug te hebben. Dat verschil zit hem in ieder geval niet in het aantal contractrenners per land. Italië had zelfs één renner extra rondrijden in de WorldTour (53), terwijl de Belgen er één extra hadden op ProContinentaal niveau.
Goed, wat dat betreft kan er dus gezegd worden dat de Italianen het minder goed gedaan hebben dan de Belgen. Niet zo gek, want onze zuiderburen staan de afgelopen vijf seizoenen al vier keer bovenaan op de landenranglijst. De eer van die hoogste plek ging in 2005 voor het laatst naar de Italianen, geen wonder dat er dus enige frustratie heerst. Maar om nou te zeggen dat ze het met twaalf keer zilver slecht doen, niet per se.
Als we de PCS-ranking hanteren, zien we dat het gemiddelde aantal punten van de Italianen in de laatste tien jaar 9722,5 is. Dat is wel beduidend lager dan de 11941 die ze in de zero’s op konden meten. Het geeft een daling van 18,5% weer. Hoog, maar afgezet tegen de huidige tijdsgeest van het wielrennen niet heel raar. Er is namelijk geen enkel ander land dat de gemiddeldes van de Italianen kan toppen, ook de Belgen niet.
Lees verder onder de foto.
Globalisering en exodus Italiaanse gladiatoren
Mogelijkerwijs valt het verschil te verklaren door een globaliseringstrend. Van 2001 tot en met 2005 waren er namelijk slechts 49 verschillende landen die punten behaalden voor de PCS-ranking. Als we dat afzetten naar de 76 verschillende landen in de afgelopen vijf jaar, stelt de logica alleen maar dat het logisch is dat de toplanden van weleer een deel van hun puntenaantal hebben moeten inboeten.
Het zogenaamde ‘verval’ trad op in 2009. Oude namen als Davide Rebellin, Danilo Di Luca en Alessandro Ballan zakten toen weg en daar kwamen wat nieuwe namen voor terug: met als uitschieter Vincenzo Nibali. De Haai van Messina groeide uit tot het vlaggenschip van het Italiaanse wielrennen het afgelopen decennium met zeges op alle niveaus. Hij vulde het gat op dat achtergelaten werd door de oude strijders.
Multidisciplinariteit de heilige graal?
Volgens Trentin zouden meer jonge renners in Italië ook eens hun heil moeten zoeken in andere takken van de wielersport. Hij wijst naar het succes van Van der Poel, maar Trentin zelf maakt ook geregeld uitstapjes naar het veldrijden. Andere Italiaanse toppers, zoals Nibali (ex-mountainbike) en Elia Viviani (baan) tonen aan dat verschillende disciplines prima combineerbaar zijn, én met succes.
Filippo Ganna (foto) moet een voorbeeld zijn waar Trentin van zal smullen. Ook hij combineert namelijk de baan met een carrière op de weg. De INEOS-renner is daarnaast ook nog eens erg jong. Ondanks het vermeende gebrek aan opleiding in Italië ontwikkelt hij zich momenteel tot één van de sterkste tijdrijders ter wereld.
Lees verder onder de foto.
Toch valt er voor ieder succesverhaal van multidisciplinariteit ook een voorbeeld te noemen van een renner die het buiten zijn eigen tak niet weet te redden. Het is daardoor onduidelijk of het echt de heilige graal is, of dat renners met een natuurlijk talent gewoon automatisch beter tot hun recht komen in verschillende disciplines.
Conclusie: Kernen van waarheid, maar geen reden tot paniek
Hoewel de woorden van Trentin zeker een kern van waarheid waarborgen, is het goed om enkele mate van nuance aan te brengen. Italië is, zelfs zonder de aanwezigheid van hun discutabele toppers in de zero’s, nog altijd één van de grootmachten in de wielersport. Ondanks het missen van een WorldTour-ploeg van eigen bodem zijn er nog steeds ontzettend veel Italianen actief op het hoogste niveau en hebben enkele jonge talenten ook de potentie om uit te groeien tot wereldtoppers. Wat dat berteft is het niet zo treurig gesteld met het Italiaanse wielrennen.
Italië presteert iets minder goed dan in de eerste tien jaar van deze eeuw, maar het gaat te ver om dat volledig aan een gebrek aan opleiding toe te schrijven. Het is echter wel onzeker hoe bepaalde renners tot ontbolstering zouden komen met andere trainingsmethodes, zoals waar Trentin voor pleit. Daarentegen kunnen de Italianen ook trots zijn op het feit dat ze de klap van een 'besmette generatie' prima hebben weten op te vangen met een nog altijd toonaangevende positie in de wielrennerij. Op basis van de afgelopen jaren lijkt de kans klein dat het die plek snel kwijt gaat raken. En anders is Trentin er wel om daarvoor te waken... (Foto's: Sirotti)
Door: Jannick van der Hooft (jannick@indeleiderstrui.nl / Twitter: @jannick_der)
Plaats reactie
0 reacties
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties