Drie tijdritten, zes ritten boven de tweehonderd kilometer en enkele loeizware bergritten: de RCS heeft met het parcours van de Giro d'Italia van volgend jaar een pareltje afgeleverd op het eerste oog. Voor de jonge generatie, die zoveel geprezen wordt, zal het een kennismaking worden met een ander soort grote ronde dan we de afgelopen jaren gewend zijn.
Het was een trend die de Tour de France in 2009 inzette: minder tijdritkilometers, niet meer zoals we gewend waren van de jaren van Armstrong, waarin we contant twee lange tijdritten en vaak ook nog een ploegentijdrit voorgeschoteld kregen. De Giro was - zoals in de door Tom Dumoulin gewonnen editie - nog wel eens een uitzondering, maar de trend tijdritkilometers was wel dalende. Daar hebben Mauro Vegni en de zijnen in ieder geval voor komend jaar een breuk in teweeggebracht, met de zeventig kilometer tegen de klok die volgend jaar op het programma staan.
Dat is beduidend meer dan de aantallen die de coureurs in 2022 (26 kilometer) en 2021 (39 kilometer) voor de kiezen kregen, waardoor de Giro zichzelf ook meteen in de kijker plaatst voor types als Remco Evenepoel en Primoz Roglic. Ook Tadej Pogacar staat hoog op het wensenlijstje van de RCS, maar de Sloveen lijkt in 2023 voor revanche te gaan in de Tour de France. Teambaas Matxin liet daarnaast al doorschemeren dat hij twee grote rondes in 2023 nog teveel van het goede vindt voor de nog altijd jonge renner van UAE-Team Emirates.
Lees verder onder de foto.
Giro-organisatie schotelt enkele piekfijne bergritten voor
Een ander gegeven wat opvalt bij het doornemen van het parcours is het aantal loeizware bergritten dat opgenomen is in het parcours. De aankomsten op Gran Sasso (etappe zeven), Crans Montana (dertien), Monte Bondone (zestien), Val di Zoldo (achttien), Tre Cime (negentien) en de loodzware klimtijdrit op de Monte Lussari (twintig) zijn allemaal verhalen op zich, waarbij de dubbele percentages en afschrikwekkende hoogtemeters niet geschuwd worden.
Zo zijn er maar liefst drie ritten met meer dan vijfduizend hoogtemeters (dertien, zestien en negentien), telkens verdeeld over minimaal drie zware beklimmingen. Dit zijn ritten die we in de Giro doorgaans wel één of twee in de slotweek hebben, maar de opeenstapeling van cols is in de komende Giro wel echt the real deal. Monsterritten zijn het, zoals we die in Nederland kennen van Boogerd in 2002 en Dumoulin op Arcalis in 2016. Ook niet onbelangrijk: in totaal gaan we zeven keer boven de tweeduizend meter.
Lees verder onder de foto's.
Die opstelsom gaat voor de generatie-Evenepoel een nieuwe kennismaking zijn. De Belg wordt (meer dan terecht) naar voren geschoven als dé kanshebber voor de komende Ronde van Italië door het aantal tijdritkilometers, maar daar mogen de gigantische bergritten met recht bijgezet worden. Voor 90s en 00s-kids als hem wordt het in ieder geval een kennismaking met ritten van het kaliber waar we vroeger Gilberto Simon, Stefano Garzelli en Marco Pantani zagen schitteren, maar dat maakt de komende Giro ook zo'n mooie lakmoesproef in potentie.
Wat het nog zwaarder maakt: de nivellering in het peloton, waar ook Fabio Jakobsen het recent al over had. Iedereen kan tegenwoordig zó hard fietsen dat er geen makkelijke dagen meer bij zijn. Dat lijkt ook voor de komende Giro het geval, die weer bol staat van potentiële boobytraps. De tijd waarin Alessandro Petacchi of Mario Cipollini zomaar een handvol ritten mee kon pikken met een bedenkbaar scenario, is geweest. Ook in de Giro van 2022 moeten de potentiële eindwinnaars weer dag na dag scherp zijn, zoals we ook afgelopen jaar zagen in bijvoorbeeld Turijn. Slachtoffer daarvan zijn de sprinters, die er redelijk bekaaid vanaf kwamen in Milaan maandag.
Tom van der Salm (Twitter: @TomvanderSalm) | e-mail: t.vandersalm@indeleiderstrui.nl)
Plaats reactie
0 reacties
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties