Het wegseizoen zit erop en dus is het tijd om terug te blikken op een waanzinnig wielerjaar 2021. In zeven dagen tijd behandelen we de zeven beste renners van het seizoen, op basis van de UCI World Ranking. In onze laatste special: Tadej Pogacar, slokop van beroep.
Van Abu Dhabi naar de Adriatische kust naar de Ardennen naar Slovenië naar Parijs naar Tokio naar Lombardije. Het zou het reisplan kunnen zijn van een gemiddelde millennial met te rijke ouders, maar het is het reisplan van een millennial met bovengemiddeld talent. In al deze plaatsen schoot Pogacar, wonderkind van beroep, namelijk met scherp.
Sponsors kunnen niet meer tevreden zijn dan met Pogacar
Pogacar is hét schoolvoorbeeld van iemand die het huidige wielerfilosofie vertaalt in klinkende marketingbudgetten. De Sloveen staat er, in tegenstelling tot de vorige generaties met onder meer Lance Armstrong en Chris Froome, van februari tot oktober. Dat begint in het geval van de Sloveen met de thuisronde van sponsor UAE-Team Emirates in de Verenigde Arabische Emiraten, de ronde die hij dit seizoen voor het eerst op zijn naam schreef.
Pogacar was in de door Mathieu van der Poel gewonnen eerste rit, een waaieretappe, meteen bij de pinken. Daags nadien pakte hij de leiderstrui in een korte vlakke tijdrit, om deze in het restant van de koers kracht bij te zetten in de etappes naar Jebel Hafeet en Jebel Jais. Een weekje later maakte hij de oversteek naar Toscane, waar hij als Tourwinnaar zijn eer verdedigde tussen al het schoon volk wat daar aan de start stond.
Pogacar miste de definitieve putsch met Mathieu van der Poel, Julian Alaphilippe en Egan Bernal, maar bolde achter onder meer Wout van Aert en Tom Pidcock uiteindelijk als zevende over de streep. Met diezelfde Van Aert streed hij vervolgens in een fel duel om de eindzege in Tirreno-Adriatico, terwijl hij in de vijfde etappe ei zo na Van der Poel ringeloorde na een fenomenale solo van de Nederlander.
Als er iemand kan pieken, is het Pogi wel
Na de Tirreno trok Pogacar naar de Ronde van het Baskenland, waar hij zich in slotrit in het hemd liet zetten door het Jumbo-Visma-duo Jonas Vingegaard en Primoz Roglic. Vervolgens kreeg zijn ploeg door een vermeende coronabesmetting een enorme domper te verwerken, daar ze niet mochten starten in de Waalse Pijl. No problem, moet Pogacar gedacht hebben: enkele dagen later wist hij Luik-Bastenaken-Luik te winnen door Julian Alaphilippe af te houden in een sprint.
Vervolgens ging de blik volledig richting de Tour. Na een foutloze Ronde van Slovenië (eindwinst) kwam er tijdens de nationale kampioenschappen (derde en vijfde) wat schot in de zaak, maar het bleek geen voorbode van de Tour de France. Vanaf dag één was Pogi bij de pinken en al op dag vijf haalde hij in de tijdrit verwoestend uit. Toen landgenoot Roglic van het toneel verdween, leek er al niets te doen aan de suprematie van Pogiboy.
En zo geschiedde: Pogacar voegde er nog ritzeges op de Col du Portet en Luz Ardiden aan toe, om vervolgens als een koning Parijs te betreden. Niets groot feest, maar meteen in het vliegtuig naar Tokio. Ook daar leek er vrij weinig tegen het Sloveense fietswonder te beginnen, maar ditmaal kwam hij zichzelf tegen en was een derde plek het hoogst haalbare.
Nadien deed Pogacar namens zijn land nog dienst op het EK en WK, wat zijn koersgogme onderstreept. De gemiddelde Tourwinnaar van de afgelopen decennia zou zijn hand niet omdraaien voor een WK in Vlaanderen, maar Pogacar ziet het als een verplichting en leuk uitje om voor zijn land uit te komen. In deze wedstrijden deed hij ook het nodige wedstrijdritme op voor zijn fabuleuze afsluiter van het seizoen: in de Ronde van Lombardije onderstreepte hij nog maar eens wie dé man van dit wielerjaar is: Tadej Pogacar.
Tom van der Salm (Twitter: @TomvanderSalm) | e-mail: t.vandersalm@indeleiderstrui.nl)
Plaats reactie
0 reacties
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties